tijdvak 3 is de tijd van monniken en ridders en loopt van 500-1000, het wordt ook wel de vroege middeleeuwen genoemd.
Kenmerkende aspecten
- de verspreiding van het christendom in geheel Europa;
- het ontstaan en de verspreiding van de islam;
- de vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een
- zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid;
- het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur.